Hooikoortsklachten komen vroeg dit jaar. (Bron: Telegraaf)

Mensen met een allergie voor Elzenpollen moeten de komende weken rekening houden met hooikoortsklachten en eventueel hun voeding aanpassen. Door de zeer hoge temperaturen komen de meeste van de naar schatting 27 miljoen elzen in Nederland binnenkort al in bloei, ongeveer een maand eerder dan normaal. Dat meldt de website Nature Today zondag.

In december stonden de elzen, die oorspronkelijk uit de Kaukasus komen, al in bloei. De piek wordt verwacht rond 6 februari. Volgens tellingen van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) liep de concentratie Elzenpollen in de laatste week van vorig jaar al op tot ruim 70 pollen per kubieke meter lucht.

Hazelaars

Mensen met een allergie voor Elzenpollen hebben mogelijk al klachten gehad, zeker als ze ook gevoelig zijn voor pollen van hazelaars. Deze bloeiden de afgelopen weken eveneens volop en ook veel vroeger dan gemiddeld.

Het is momenteel erg warm voor de tijd van het jaar. Afgelopen woensdag steeg de temperatuur in De Bilt naar 14,4 graden, waarmee de warmste 24 januari werd gemeten sinds de metingen in 1901 begonnen.

Laat je maar eens verwennen!

Verwenmoment voor vrouwen met kanker (Bron: SA!)

Schoonheidssalon Bij Anneke in Oldeberkoop werkt belangeloos mee aan de landelijke actie ‘Geef een glimlach cadeau’ van de stichting Look Good Feel Good, die gratis verwenmomenten organiseert voor vrouwen met kanker. “Goede verzorging van jezelf maakt dat je je beter voelt. Dit geldt zeker ook als je ziek bent”, vertelt Anneke Fokkema.

Landelijk doen ruim 300 schoonheidsspecialisten mee aan de actie die de hele maand februari duurt en start op 4 februari (Wereldkankerdag). “Uiterlijke verzorging bij kanker is veel belangrijker dan de meeste mensen denken. Het verwenmoment is echt een eigen moment voor de vrouwen. Het geeft hen een boost in het zelfvertrouwen en dat gun ik iedereen. Soms zijn een paar tips al genoeg om ze weer te laten stralen.” Schoonheidssalon Bij Anneke geeft vijf vrouwen met kanker een gratis verwenmoment. Aanmelden kan via geefeenglimlachcadeau.nl.

Vruchtbaarheid

AMC start met biobank voor foetussen (Bron: Blikopnieuws.nl)

AmsterdamHet AMC gaat stellen actief benaderen met de vraag of ze na zwangerschapsafbreking of een doodgeboorte de foetus willen nalaten aan de wetenschap. In het foetale weefsel gaan onderzoekers na hoe de werking is van genen en hoe de ontwikkeling van de verschillende organen verloopt. Dat vergroot kennis over aangeboren afwijkingen en over de normale groei van een foetus. Dit onderzoek gebeurt al op kleine schaal, maar een dergelijke biobank is er nog niet.

“Het kwam héél af en toe voor dat ouders spontaan nadat hun kindje dood was geboren of na een abortus, vroegen of ze de wetenschap vooruit konden helpen”, vertelt coördinator en arts-embryoloog dr. Bernadette de Bakker. “Maar dat is te weinig weefsel voor gedegen onderzoek.” In de nieuwe biobank komt weefsel van meerdere foetussen. Het AMC haalt de foetus zo snel mogelijk op, nadat de ouders toestemming en afscheid hebben genomen. “Om het onderzoek zo betrouwbaar mogelijk te maken, is het belangrijk dat we een foetus kort na de geboorte ontvangen”, zegt De Bakker.

Het project dient de wetenschap langs twee wegen. Een deel van de foetussen heeft een genetische afwijking, wat meestal de reden is waarom de zwangerschap wordt afgebroken of spontaan eindigt. Een voorbeeld is het downsyndroom. Daarover is nog verrassend weinig bekend. Waarom heeft één extra chromosoom, dat verder normaal is, zulke ingrijpende gevolgen? “We weten niet goed waarom het ene kind met downsyndroom beperkte ontwikkelingsmogelijkheden heeft, en het andere de gewone basisschool kan volgen. Of waarom de één een hartafwijking krijgt en de ander niet”, zegt initiatiefnemer van het project Raoul Hennekam, hoogleraar Kindergeneeskunde en Translationele Genetica.

Als ouders de zwangerschap om sociale redenen afbreken, is de foetus in principe gezond. Dan kan de normale ontwikkeling van een foetus worden gevolgd. Het gaat dan om de ontwikkeling tussen 10 en 24 weken zwangerschap: 24 weken is de grens voor een abortus om sociale redenen. Het bestuderen van de ontwikkeling is het vervolg op de eind 2016 verschenen 3D-embryologieatlas waarin de eerste 10 weken digitaal in beeld zijn gebracht. Dit werk is hard nodig, vindt De Bakker. Er is een beperkt beeld van de foetale ontwikkeling.
“Het komt geregeld voor dat een collega van de afdeling Verloskunde met een zwangerschapsecho van veertien weken bij ons komt. Of wij weten wat dit of dat vlekje is? In veel gevallen staan we dan met onze mond vol tanden en een te oud embryologieboek in de hand. We weten het gewoon te vaak niet. In de toekomst hopen we met deze kennis nog vroeger in de zwangerschap een aangeboren afwijking te kunnen herkennen.”

Het project is al op kleine schaal begonnen. In het afgelopen najaar hebben de onderzoekers de eerste tien foetussen gekregen. Er is een zorgvuldige procedure opgesteld zodat het zeker is dat de ouders eerst een beslissing hebben genomen de zwangerschap te beëindigen. Pas daarna komt de vraag of ze willen meewerken aan dit onderzoek. De anonimiteit is gewaarborgd. Als de ouders eenmaal de foetus hebben afgestaan, dan kunnen de onderzoekers de foetus niet meer herleiden naar de ouders.

TU Delft ontwikkelt virtuele coach voor PTSS-patiënten (Bron: Zorgvisie)

De TU Delft werkt aan een virtuele coach die positief kan bijdragen aan de therapie van mensen met PTSS. De virtuele coach is onderdeel van een groter project, dat thuisbehandeling voor mensen met PTSS mogelijk wil maken. Myrthe Tielman, ontwikkelaar van de coach, promoveert vandaag aan de TU Delft.

De virtuele coach kan patiënten motiveren om hun therapie door te zetten en hen helpen met het ophalen van traumatische herinneringen als onderdeel van een exposuretherapie. ‘Zo’n computersysteem biedt een mogelijke verlichting voor de kosten in de geestelijke gezondheidszorg en een toegankelijke manier van het volgen van therapie’, aldus Tielman. De inzet van deze e-health toepassing kan een oplossing bieden voor patiënten die ver moeten reizen of liever hun ervaringen privé houden.

Virtual reality therapie

De virtuele coach is een personage op het computerscherm dat oorlogsveteranen en slachtoffers van seksueel misbruik helpt met de verwerking van een traumatische ervaring. Patiënten kunnen het uiterlijk en de stem van hun coach deels zelf samenstellen. Soms bepaalt het systeem hoe de coach er uit ziet, bijvoorbeeld om te voorkomen dat de coach op de dader van het seksuele misbruik lijkt, verklaart Tielman. Een menselijke therapeut kan het verloop van de VR-therapie op afstand volgen en indien nodig contact opnemen met de patiënt.

Met behulp van gerichte vragen assisteert de virtuele coach bij het zo goed mogelijk terug halen van een gebeurtenis. ‘Deze vragen spitsen zich toe op de specifieke situatie van de patiënt. Afhankelijk van de gegeven antwoorden maakt het computersysteem automatisch een vervolgstap’, aldus Tielman. De virtuele coach kan een patiënt een hart onder de riem steken met motiverende teksten en complimenten geven. ‘Deze teksten zijn gebaseerd op de kennis en ervaring van therapeuten waarmee we samenwerken.’ De coach kan een patiënt ook stimuleren om in bepaalde situaties contact op te nemen met de menselijke hulpverlener.

Dagboek

Een dagboek waaraan foto’s en beelden kunnen worden toegevoegd en gevoelens kunnen worden genoteerd, ondersteunt de patiënt in de VR-therapie. Bovendien kan de patiënt situaties nabouwen in een bijhorende virtuele 3D-omgeving.

Vervolgonderzoek

De promotie van Tielman is onderdeel van het VESP-project, Virtual eCoaching and Storytelling technology for Post-traumatic stress disorder treatment, dat een thuisbehandeling voor mensen met PTSS wil ontwikkelen. De TU Delft heeft de technische ontwikkeling gerealiseerd. Het systeem is met een kleine groep voormalig patiënten en studenten getest. De Erasmus Universiteit gaat tijdens de klinische evaluatie de resultaten meten. Hiervoor werkt de universiteit onder meer nauw samen met GGZ Delfland en Lucertis.

 

‘Kinderen op spoedeisende hulp in hun blootje screenen om mishandeling op te sporen’ (Bron: AD)

Om kindermishandeling op te sporen moet er volgens kinderarts Rian Teeuw veel meer gedaan worden dan nu. In haar proefschrift pleit zij ervoor voortaan álle Nederlandse kinderen van 0 tot 18 jaar op de spoedeisende hulp ook bloot te onderzoeken.

Bij zo’n ‘top-teen-inspectie’ komen meer gevallen van mishandeling aan het licht dan zonder zo'n screening, blijkt uit haar onderzoek. Gebruiken artsen en verpleegkundigen alleen de huidige verplichte vragenlijst tegen kindermishandeling dan missen ze volgens Teeuw zelfs één op de 17 gevallen. ,,En dat zijn veel gemiste kansen als je beseft hoe ontzettend ingrijpend mishandeling en verwaarlozing kan zijn.''

Zes vragen aan de kinderarts van het AMC/voorzitter van 'TASK-Amsterdam' (Transmuraal Academisch Samenwerkingsverband Kindermishandeling).

Een kind onder de blauwe plekken: oké. Maar bij de spoedeisende hulp komen ook kinderen met griepverschijnselen binnen. Waarom moeten die zo'n 'bodycheck'?

,,Ik snap dat mensen eerder een link leggen tussen blauwe plekken en kindermishandeling dan tussen koorts en kindermishandeling. Maar kindermishandeling uit zich op veel verschillende manieren. Bij kinderen die veel ziek zijn, bij kinderen die niet fris ruiken, of kinderen die veel gaten in hun gebit hebben. Dat kunnen allemaal signalen zijn dat er iets mis is in een gezin. Ik heb in mijn onderzoek geconstateerd dat er vaker kindermishandeling voorkwam onder kinderen zónder zichtbaar letsel dan met zichtbaar letsel. Dat is ook een van de redenen dat je kinderen echt grondig lichamelijk moet onderzoeken. Alleen dán kom je erachter of een kind echt niks mankeert.''

Helemaal bloot gaat best ver. Ouders en tieners hebben daar misschien helemaal geen zin in.

,,Dat was vóór mijn onderzoek ook wel de gedachte: dat ouders en kinderen het niet zouden willen. Dat bleek niet het geval. Sterker: het overgrote deel had er juist helemaal geen bezwaren tegen. En de paar ouders die dat wel hadden,  hadden vooral geen zin in ‘meer gedoe’. Ze hadden lang zitten wachten, wilden graag naar huis. Dus, nee, een taboe is het niet. Het waren eerder de artsen en verpleegkundigen die moeite met zo’n ‘top-teen-inspectie’ hadden. Om verschillende redenen: ze hadden het op zo’n afdeling al heel druk, ze zagen er tegenop om het gesprek aan te gaan als er iets opvallends geconstateerd werd, en zij vroegen zich af of patiënten het wel wilden.’’